Conservatie muur- en gewelfschilderingen
Advies/begeleiding t.a.v. schilderwerkzaamheden
Grote kerk Epe, uitvoering in 2012
Bij dit project werd ons team versterkt door: Sarah van Veldhuizen (www.sarahvanveldhuizen.nl), Marina Nijdeken (www.marinanijdeken.nl), Trees Knaapen (www.treesknaapen.com)

De gewelfschilderingen in de Grote Kerk in Epe kennen al een lange geschiedenis. Vanaf ca. 1500, de vermoedelijke oorsprong van de schilderingen, zijn ze al meerdere keren bijgewerkt, verbeterd, overgeschilderd, onder een laag witkalk verdwenen, opnieuw ontdekt en vrijgelegd.

Daarnaast is de donkere, grijze en sombere uitstraling in deze kerk erg opvallend. Zelden hebben we zulke vervuilde gewelven aangetroffen! Het vuil blijkt zich hardnekkig vast te klampen aan de ondergrond. We hebben vernomen dat er ooit, na de laatste restauratieperiode, een oliekachel is ontploft in de noordbeuk van de kerk. We vermoeden dat naast het ‘kaarsen branden’ dit ongelukje ook een fikse veroorzaker is van de extreem vettige aanslag. Een belangrijk onderdeel van de conservatiewerkzaamheden bestaat dan ook uit het reinigen van de gewelfvelden.
De gewelfschilderingen in de middenbeuk en noordbeuk bestaan uit meerdere lagen. De oudste lagen zijn fragmentarisch aanwezig.
De restauratieopvatting van tegenwoordig is dat er gestreefd wordt naar behoud van ‘alles’… elke periode heeft zijn waarde en vertelt zijn verhaal. Het wordt steeds belangrijker voor een restaurator om de ‘gelaagdheid’ van het historische materiaal goed tot z’n recht te laten komen.
De fragmenten in de gewelven in de Grote Kerk van Epe zijn grotendeels in latere (restauratie)perioden overschilderd met een schrale verf. Deze schrale verf, bedoeld als lichte ‘overwassing’ verkeert in poederige toestand. Tijdens de conservatie is besloten om de restauratie-overschilderingen in poederige toestand te laten.. het kan in de loop van de tijd vervagen, maar losse poederige pigmenten vallen echt niet zomaar naar beneden. Het fixeren van deze laag was geen optie omdat dit nadelig zou zijn voor de onderliggende oudere lagen.
De schade aan de oudste verflagen bleek vooral uit losliggende verfschollen te bestaan. En deze flinters kunnen zomaar loslaten en naar beneden dwarrelen. Op verschillende locaties zijn met behulp van kalk/krijt injecties losliggende verfflinters weer terug op de ondergrond gedrukt.
Verdere bedreigingen voor de oudste lagen waren de gipsen vullingen uit latere (restauratie)perioden. Het materiaal ‘gips’ blijft vocht opnemen uit de atmosfeer.. het kan daardoor opzwellen en weer krimpen. In dit proces kan het aangrenzend kwetsbaar oud materiaal lostrekken en dus verwoesten.
Tijdens het verwijderen van gips uit de schilderingen kwamen nog meer oude fragmenten aan het licht.
Nu de gewelven weer mooi schoon zijn komen de gewelfschilderingen duidelijker naar voren.

Fragmentarische bloemmotieven..